De verwaarlozing van een zieke werknemer is een bekende Nederlandse bank vorig jaar enorm duur komen te staan. De bank moest de medewerker van de rechter 380.000 euro aan vertrekpremies betalen. Loondoorbetaling tijdens zijn ziekte en mislukte re-integratie kostte de bank nog eens ruim 370.000 euro.
De man werkte sinds 1997 bij deze bank, waar hij opklom tot lid van een team dat heel specialistische bedrijfsadviezen gaf. Eind 2019 kregen alle leden van het team een bonus, behalve de man. Daarop meldde de medewerker zich ziek met burn-outklachten.
Wat volgde was een slepende, problematische periode van ruim 3 jaar waarin de man probeerde terug te keren op de werkvloer. Dat verliep niet op rolletjes, mede omdat de bank de adviezen van de bedrijfsarts en andere betrokken adviseurs niet of niet tijdig opvolgde.
Na twee jaar liet uitkeringsinstantie UWV weten dat de bank nog een extra jaar moest opdraaien voor loondoorbetaling tijdens ziekte omdat de bank te weinig had gedaan om de man weer aan de slag te krijgen.
Ontslag
Daarop meldde de bank hem eind 2021 formeel weer beter. Aan de slag ging de man echter niet. In 2022 solliciteerde de werknemer op verschillende functies, maar werd daar niet aangenomen. Eind vorig jaar stapte de bank naar de rechter om de man te kunnen ontslaan op grond van een ernstig verstoorde arbeidsrelatie.
Volgens de bank hebben zij veel tijd en energie gestoken in de terugkeer van de werknemer op de werkvloer. Nu dat mislukt is, zou de arbeidsovereenkomst volgens de bank moeten worden ontbonden.
Met dat laatste ging de rechter akkoord. Omdat de inmiddels zestigjarige werknemer zelf niet meer bij de bank wilde terugkeren, ontbond de kantonrechter de arbeidsovereenkomst.
Dure grap
Maar uit een openbaar geworden uitspraak van de rechtbank Amsterdam blijkt dat er aan dat ontslag een enorm prijskaartje voor de bank kwam te hangen.
Volgens de kantonrechter had de bank namelijk helemaal niet genoeg gedaan om de medewerker weer aan de slag te krijgen, en is het zelfs hoofdzakelijk aan de bank te wijten dat de man niet meer terugkeerde op de werkvloer.
Ernstig verwijtbaar
Door de adviezen van de bedrijfsarts en andere adviseurs niet of niet tijdig op te volgen en door de man geen andere baan te geven, was de werkgever zelf schuldig aan de verstoorde arbeidsverhouding.
Volgens de kantonrechter had een grote werkgever zoals deze bank met ruim 14.000 werknemers in Nederland best ergens een geschikte plek kunnen vinden voor de man, die beschikte over een ‘uitstekend financieel inzicht’ en ‘het vermogen om creatieve oplossingen te bedenken’. Ook wees de rechter erop dat de man 23 jaar voor de bank had gewerkt, en altijd goed was beoordeeld.
Ontslagvergoedingen
Omdat de bank volgens de kantonrechter ‘ernstig verwijtbaar’ handelde, moest de bank naast een fikse reguliere ontslagvergoeding ook een schadevergoeding voor onterecht ontslag betalen.
Als gevolg van zijn lange dienstverband had de man recht op een reguliere ontslagvergoeding van ruim 108.000 euro. De zogenoemde ‘billijke vergoeding’ die daar bovenop kwam is nog veel hoger: ruim 273.000 euro. Dat is samen ruim 381.000 euro.
Salarisdoorbetaling
Als je daarbij de salarisdoorbetaling in de 3,5 jaar waarin de man thuis zat of zonder succes re-integreerde optelt, verdubbelt het bedrag bijna. Met een bruto jaarsalaris van ruim 100.000 euro per jaar waren de loondoorbetalingen goed voor zo’n 374.000 euro. Alles bij elkaar opgeteld en nog afgezien van de werkgeverslasten, kost de kwestie de bank dus 755.000 euro.
De advocaat, die in deze zaak optrad voor de werknemer, noemde de uitspraak ‘een forse tik op de vingers’ van de bank. “Het bij herhaling niet volgen van adviezen van de bedrijfsarts bij de re-integratie van een zieke werknemer kan voor een werkgever grote consequenties hebben, zo laat deze uitspraak zien.”
Grote impact
Volgens de advocaat was de onwil van de bank om zijn cliënt te herplaatsen de kern van de uitspraak. Hoewel de bankmedewerker een veel hogere billijke vergoeding (van bijna één miljoen euro) had geëist, is hij niet in hoger beroep gegaan. “Hoewel cliënt deze situatie liever niet had willen meemaken en dit grote impact op hem heeft gehad, is hij blij met deze uitspraak.”
De bank liet weten niets aan de uitspraak toe te kunnen voegen, maar gaf wel aan er niet tegen in hoger beroep te zijn gegaan.