Burn-out op de werkvloer: werkgevers en werknemers moeten samen aan de bak

Het is beroepsziekte nummer 1. Burn-out. Een op de zeven werkende Nederlanders heeft er inmiddels me te maken (gehad), van CEO tot student. Een enorme epidemie. Maar wat is het precies? En wat kun je als werknemer of werkgever doen om het te voorkomen?

Burn-out. Het is een ongrijpbaar spook dat door werkend Nederland waart. Het komt in vele gedaanten: wat het precies is is onduidelijk. Het is geen ziekte die in het bloed aan te tonen is. In de medische wereld wordt het wel omschreven als een aanpassingsstoornis, een reactie van het lichaam op het ervaren van te veel spanning, gedurende een te lange tijd. Het is in elk geval een staat van zijn, die het onmogelijk maakt om nog verder te werken. Een oververmoeidheid die met wat extra slaap niet overgaat. Paniekaanvallen, depressie, spierpijn, verhoogde hartslag en -bloeddruk, letterlijk uitgeblust zijn.

Je zou denken dat we het in Nederland goed voor elkaar hebben: we hebben relatief veel vakantiedagen en hebben de minste werkuren van Europa, dankzij veel parttimers. Toch meldt 14 procent van de werknemers jaarlijks burn-outklachten, een aantal dat langzaam stijgt. Zo’n 5 procent van de beroepsbevolking komt langdurig thuis te zitten. Ikzelf was een van die mensen. Ik zat vast in een baan die ik niet leuk vond, maar durfde niet te stoppen. Ik ging maar door, ondanks dat mijn lichaam duidelijk signalen gaf. Ik merkte dat ik niet meer herstelde, ik wilde wel, maar het gíng niet.

Failliet 

Niet iedereen krijgt een burn-out. Een bepaalde opeenstapeling van eigenschappen verhoogt de kans nogal. Perfectionisme, geen ‘nee’ kunnen zeggen, over je grenzen gaan, niet doen wat je leuk vindt, allemaal risicofactoren. Burn-out is in het merendeel van de gevallen een werkgerelateerd verschijnsel. Al kan een privé-gebeurtenis net de druppel zijn die de emmer doet overlopen.

Ondanks verontrustende cijfers hangt rond burn-out hardnekkig de zweem van een modeverschijnsel. Als je een burn-out bagatelliseert, dan heb je er duidelijk zelf nooit een gehad. En je kunt het wel wegzetten als een welvaartsziekte, maar dat is geen reden om het maar te negeren.  Al was het maar om de kosten. Gemiddeld is een werknemer met een flinke burn-out 242 dagen uitgeschakeld. Dat is vreselijk voor degene die het overkomt, maar – en dat wordt nog wel eens over het hoofd gezien – ook voor de werkgever. 

De cijfers, onder meer van het BCS, TNO, Bye Bye Burnout en Arboned, liegen er niet om: een burn-out kost een werkgever gemiddeld 120.000 euro. Kosten die moeilijk te verzekeren zijn, en die voor een kleine onderneming het faillissement kunnen betekenen. Dat moet anders kunnen heb ik ooit bedacht. 

Nadat ik herstelde van mijn burn-out, besloot ik dus ook om mijn kennis in te zetten in de corporate- en MKB-wereld. Mijn bedrijf Bye Bye Burnout helpt werkgevers met zowel hersteltrajecten als burn-out-preventie. In samenwerking met diverse specialisten heb ik een uniek programma ontwikkeld waarmee medewerkers met een burn-out gemiddeld binnen 100 dagen weer gemotiveerd op de werkvloer staan. Dit traject bleek al snel lonend, met een succesratio van 91% besparen bedrijven om en nabij €100.000 per zieke medewerker.

Voorkomen is beter dan genezen geldt natuurlijk voor alle ziekten, maar is in geval van burn-out ook een stuk goedkoper. Want wat heb je aan targets en winstdoelen, als één zieke werknemer die winst teniet kan doen? Ik hoor werkgevers wel eens zuchten op werknemers met een burn-out, maar dan vergeten ze voor het gemak even dat het gaat om iemand die jarenlang keihard voor ze heeft gewerkt. De oplossing wordt nu nu nog te vaak bij alleen de werknemer gelegd. Terwijl de werkgever juist ook een belangrijke rol kan spelen. 

Bye Bye Burnout werkt vanuit een filosofie waarin we met de werkgever streven naar een werkklimaat waarin stress minder vrij spel heeft. Het begint met een realistisch beeld wat je als werkgever van een medewerker kunt verwachten, en waar de grenzen van je mensen liggen. Dat is een besef dat in het bedrijfs-DNA moet komen te zitten. Maar ook de werknemer moet aan de bak, die krijgen training in een gezond werkethos. Pauze nemen, een blokje omgaan, niet achter je bureau lunchen, en je leren uitspreken over onvrede op het werk.

Gelukkig worden werkgevers zich steeds meer bewust van het risico van een dreigende burnout bij hun medewerkers, en hun rol bij preventie. Nu kijken of dat cijfer wat gaat dalen, de komende jaren.